top of page
HOEVEELHEDEN VERGELIJKEN
HET HOOGSTE TORENTJE
De spelregels voor 2 spelers:
Op de tafel ligt een stapel speelkaarten. Speler 1 en speler 2 nemen om beurt een kaart van de stapel. Ze bouwen een torentje met hetzelfde aantal blokken dan het getrokken cijfer. De speler die het grootste/kleinste getal heeft, wint het torentje van de andere speler. De speler die op het einde van het spel het hoogste torentje heeft, wint.
​
KNIJPKAARTEN
Klikken op de afbeelding en de afbeelding opslaan.
OORLOGJE
De spelregels:
Alle spelers krijgt een getalkaart. De spelers lopen kriskras door de klas. Wanneer de juf/de meester in haar/zijn handen klapt, gaan de leerlingen zo snel mogelijk bij een andere speler staan. De spelers vergelijken hun kaart. De leerling die het grootste/kleinste cijfer heeft, wint.
DE GEHEIME CODE
De spelregels voor 2 spelers:
Speler 1 maakt op zijn kaartje een geheime code. Speler 2 moet door middel van vragen zoals 'Is het getal lager dan 5?', 'Ligt het getal tussen 6 en 8?', 'Ligt het getal naast 4?', 'Is het getal groter dan 8?', etc. proberen te achterhalen welke code speler 1 heeft. De enige vraag die niet mag gesteld worden is: 'Is het getal ....?'.
Meer leuke ideetjes?
REN JE ROT !
De spelregels:
Op de speelplaats staan met krijt de cijfers van 1 tot en met 10 of hoger genoteerd. Dit spel kan eventueel ook in een grote ruimte gespeeld worden door verschillende papieren met een getal op te verspreiden. De leerkracht geeft de leerlingen een opdracht, waarna zij zo snel mogelijk bij het juiste getal gaan staan. Soms kunnen er verschillende antwoorden correct zijn. Voorbeelden van opdrachten: Ik kom net voor 7, ik kom net na 2, ik ben kleiner dan 4...

​

.
Meer leuke ideetjes?
BONKEN
De spelregels:
Dit spel wordt gespeeld met een kaartspel zonder azen, boeren, vrouwen en koningen. Vooraf wordt door de spelers of de leerkracht bepaald of er voor het grootste of het kleinste getal wordt gespeeld. De kaarten worden verdeeld over alle spelers. Om de beurt draaien de spelers een kaart van hun stapel om. De speler die het grootste/kleinste getal heeft, mag alle omgedraaide kaarten van zijn tegenstanders nemen. De speler die het snelst alle kaarten in zijn bezit heeft, wint.
Meer leuke ideetjes?
BOEM!
De spelregels:
Het aantal dobbelstenen dat gebruikt wordt, wordt vooraf door de leerkracht bepaald. Speler 1 gooit met de dobbelstenen. De spelers moeten zo snel mogelijk op zoek gaan naar het grootste of het kleinste getal. Wanneer ze het gevonden hebben, druken ze zo snel mogelijk op de bel in het midden van de tafel of nemen ze het voorwerp (bv. lijmstick) weg. Klopt het antwoord, dan krijgt de speler 1 punt. Klopt zijn antwoord niet, dan krijgen alle andere speler 1 punt.
Meer leuke ideetjes?
VLIEGENMEPPERSPEL
De spelregels:
Voor dit spel zijn minimum 3 spelers nodig. Op de tafel werden getalkaarten tot 10 (of tot 20) geplakt. Speler 1 geeft een opdracht, bv. Wat is het grootste getal tussen 5 en... 8! Speler 2 en 3 moeten zo snel mogelijk op het juiste antwoord 'meppen'. Nadien worden de rollen omgedraaid.
.
WIE HEEFT HET GROOTSTE GETAL?
De spelregels:
De speelkaarten 1-9 worden eerlijk verdeeld onder twee spelers. Elk kind legt zijn kaarten omgekeerd op een stapeltje voor zich. Beide spelers nemen de bovenste kaart van hun stapeltje en draaien die om. De speler die de hoogste kaart heeft, krijgt
de kaart van de ander. Bij een gelijk getal wordt een tweede kaart omgedraaid. Wie dan de hoogste kaart heeft, krijgt beide kaarten van de ander. Wie het eerst alle kaarten heeft, heeft het spel gewonnen.
.
SYMBOLEN = EN ≠
De spelregels:
Dit spel wordt per twee gespeeld. Speler 1 maakt 2 groepjes met voorwerpen. Dit kunnen bv. knikkers, doppen, fiches... zijn. Speler 2 moet vervolgens het juiste symbool leggen tussen beide groepjes. Klopt het? Dan wint speler 2 een punt. Dit kan eenvoudig door kruisjes op een blad, wasknijpers, fiches, doppen... als punt te gebruiken.

​

.
MAAK EEN GROEPJE DAT (NIET) GELIJK IS!
De spelregels:
Dit spel wordt per twee gespeeld. Speler 1 maakt een groepje met voorwerpen. Dit kunnen bv. knikkers, doppen, fiches... zijn. Vervolgens legt hij een symbool: = of ≠. Speler 2 moet nu een groepje vormen, rekening houdend met het geplaatste symbool. Mogelijke variant: met getalbeelden of cijferkaarten. 

​

.
SYMBOLEN < en >
De spelregels voor 2 spelers:
Dit spel wordt per twee gespeeld. Iedere speler heeft kaartjes met de getalbeelden. Per twee hebben de spelers ook de symboolkaartjes =, > en <. De spelers leggen elk een getalbeeld op de bank. Om de beurt leggen de spelers het juiste symbool tussen beide getalbeelden. Klopt het, dan mag die speler beide getalbeelden houden. Variant: met cijferkaarten of verschillende soorten getalbeelden.

​

.
MAAK EEN GROEPJE DAT GROTER OF KLEINER IS!
De spelregels:
Dit spel wordt per twee gespeeld. Speler 1 maakt een groepje met voorwerpen. Dit kunnen bv. knikkers, doppen, fiches... zijn. Vervolgens legt hij een symbool: < of > Speler 2 moet nu een groepje vormen, rekening houdend met het geplaatste symbool. Mogelijke variant: met getalbeelden of cijferkaarten. 

​

.
bottom of page